natuur en betekenis
monasticisme heeft door de generaties heen een belangrijke rol gespeeld bij het creëren, behouden en verbeteren van instellingen voor religieus en seculier leren en bij het overbrengen van cultuurgoederen, artefacten en intellectuele vaardigheden. Kloosterinstellingen hebben ook medische, politieke en militaire functies vervuld, hoewel sinds 1500 de laatste twee in de meeste samenlevingen volledig geseculariseerd zijn.
een definitie van het monastiek die al zijn vormen omvat zou zo breed zijn dat bijzonderheden zouden moeten worden overgelaten aan de analyse van specifieke monastieke systemen. Een dergelijke definitie zou kunnen zijn: religieus verplicht gedrag (orthopraxie), samen met zijn instellingen, rituelen en geloofssystemen, waarvan agenten, leden of deelnemers vrijwillig (vaak door middel van een gelofte) religieuze werken ondernemen die verder gaan dan wat vereist wordt door de religieuze leringen van de samenleving in het algemeen. Dit gedrag is afgeleid van het voorbeeld van religieuze en geestelijke stichters die de leerstellingen die gelden voor alle gelovigen of voor de hele samenleving radicaler interpreteerden. Afgezien van een dergelijke uitspraak kan men alleen spreken van de belangrijkste kenmerken van het monastieke leven en zijn instellingen, aangezien geen van hen universeel is. Het celibaat is fundamenteel voor de meerderheid van de monastieke orden van de wereld, maar is geenszins universeel, zoals blijkt uit het geval van het boeddhisme in het moderne Japan.
een ander kenmerk, ascese, is universeel, op voorwaarde dat de term ruim genoeg wordt gedefinieerd om alle supererogatoire (vrijwillig ondernomen in plaats van volledig voorgeschreven) religieuze praktijken te omvatten. Het werkelijk universele kenmerk van het monastiek volgt uit zijn definitie: het monastiek scheidt zich van de samenleving, hetzij om alleen te blijven als een religieuze kluizenaar (kluizenaar of ankeriet) of om zich aan te sluiten bij een gemeenschap van hen die zich met soortgelijke bedoelingen van hun omgeving hebben afgescheiden-d.w.z. het voltijd nastreven van het religieuze leven in zijn meest radicale en vaak in zijn meest veeleisende gedaante.
monasticisme bestaat niet in samenlevingen die een geschreven overlevering missen. Niet-literaire samenlevingen kunnen geen monastieke instellingen hebben, omdat de monastieke reageert op een gevestigde geschreven lichaam van religieuze doctrine, die kritiek heeft ondergaan en vervolgens gegenereerd tegenkritiek in een dialectisch proces dat een geletterde, gecodificeerde manipulatie van de doctrine veronderstelt. De monastieke stichters en hun opvolgers kunnen de officiële religieuze traditie steunen of tegenwerken, maar de aanwezigheid van een dergelijke traditie is onmisbaar als de matrix van alle monastieke inspanningen.