affectieve stoornis, mentale stoornis gekenmerkt door dramatische veranderingen of extreme stemming. Affectieve stoornissen kunnen manische (verhoogde, expansieve, of prikkelbare stemming met hyperactiviteit, onder druk spraak, en opgeblazen gevoel van eigenwaarde) of depressieve (neerslachtige stemming met desinteresse in het leven, slaapstoornissen, agitatie, en gevoelens van waardeloosheid of schuld) episodes, en vaak combinaties van de twee. Personen met een affectieve stoornis kunnen al dan niet psychotische symptomen hebben zoals wanen, hallucinaties of ander verlies van contact met de werkelijkheid.
bij manisch-depressieve stoornissen kunnen perioden van manie en depressie worden afgewisseld met abrupte uitval en herstel. Depressie is het meest voorkomende symptoom en veel patiënten ontwikkelen nooit een echte manische fase, hoewel ze een korte periode van overoptimisme en milde euforie kunnen ervaren terwijl ze herstellen van een depressie. De meest extreme manifestatie van manie is geweld tegen anderen, terwijl die van depressie zelfmoord is. De statistische studies hebben een erfelijke aanleg voor de wanorde gesuggereerd, die algemeen voor het eerst in jonge volwassenen verschijnt.
manisch-depressieve stoornissen werden in de oudheid beschreven door de 2e-eeuwse Griekse arts Aretaeus uit Cappadocië en in de moderne tijd door de Duitse psychiater Emil Kraepelin. De huidige term is afgeleid van folie maniaco-mélancholique, die werd geïntroduceerd in de 17e eeuw. Zie ook manisch-depressieve psychose.