Newton ‘ s eerste wet stelt dat een object in rust zal blijven of in uniforme beweging in een rechte lijn, tenzij er een externe kracht op inwerkt. Het kan worden gezien als een uitspraak over inertie, dat objecten in hun staat van beweging zullen blijven tenzij een kracht handelt om de beweging te veranderen. Elke verandering in beweging gaat gepaard met een versnelling, en dan is Newton ‘ s tweede wet van toepassing. De eerste wet zou kunnen worden gezien als een bijzonder geval van de tweede wet, waarbij de netto externe kracht nul is, maar dat houdt enige vermoedens in over het referentiekader waarin de motie wordt bekeken. De uitspraken van zowel de tweede wet als de eerste wet hier gaan ervan uit dat de metingen worden gedaan in een referentiekader dat zelf niet versnelt. Een dergelijk frame wordt vaak aangeduid als een”traagheidsframe”. De verklaring van deze wetten moet worden veralgemeend als je te maken hebt met een roterend referentiekader of een frame dat versnelt. de eerste wet van Newton bevat implicaties over de fundamentele symmetrie van het universum in die zin dat een staat van beweging in een rechte lijn net zo “natuurlijk” moet zijn als in rust zijn. Als een object in een referentieframe rust, zal het lijken te bewegen in een rechte lijn naar een waarnemer in een referentieframe dat beweegt door het object. Er is geen manier om te zeggen welk referentieframe “speciaal” is, dus alle referentieframes met constante snelheid moeten gelijkwaardig zijn.