2903.22 bedreiging.
A) niemand mag willens en wetens een ander doen geloven dat de dader fysieke schade zal toebrengen aan de persoon of het vermogen van de andere persoon, de ongeborene van de andere persoon of een lid van de naaste familie van de andere persoon. Naast enige andere basis voor het geloof van de andere persoon dat de dader fysieke schade zal toebrengen aan de persoon of het vermogen van de andere persoon, de ongeborene van de andere persoon, of een lid van de directe familie van de andere persoon, kan het geloof van de andere persoon gebaseerd zijn op woorden of gedrag van de dader die gericht zijn op of identificeren van een bedrijf, vereniging of andere organisatie die de andere persoon in dienst heeft of waartoe de andere persoon behoort.
(B) degene die deze sectie overtreedt is schuldig aan bedreiging. Tenzij anders bepaald in deze divisie, dreigend is een misdrijf van de vierde graad. Als het slachtoffer van de overtreding is een officier of werknemer van een public children services agency of een particulier kind plaatsen agentschap en de overtreding heeft betrekking op de prestaties van de officier of werknemer of verwachte uitvoering van de officiële verantwoordelijkheden of taken, dreigend is een misdrijf van de eerste graad of, als de dader eerder is veroordeeld voor of pleitte schuldig aan een misdrijf van geweld, het slachtoffer van die eerdere overtreding was een officier of werknemer van een public children services agency of private child plaatsen agentschap, en dat eerdere misdrijf in verband met de officier of werknemer uitvoering of verwachte uitvoering van officiële verantwoordelijkheden of taken, een misdrijf van de vierde graad.
(C) zoals in deze sectie wordt gebruikt, omvat “organisatie” een entiteit die een overheidswerkgever is.
gewijzigd bij 130e Algemene Vergadering bestand nr. TBD, HB 129, §1, EVF. 9/17/2014.
ingangsdatum: 04-10-2001 .