een voordeel van een monopolie is
a.
efficiënte productie.
b. dalende marginale kosten op lange termijn.
c. winst die kan worden geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling.
d. al het bovenstaande is correct.
welke van de volgende vormen geen belemmering voor de toegang tot een gemonopoliseerde markt?
een onderneming waarvan de gemiddelde totale kosten voortdurend dalen ten minste tot de hoeveelheid die de gehele markt zou kunnen bevoorraden, wordt een
genoemd wanneer een monopolist een extra eenheid produceert, moet de marginale opbrengst die door die eenheid wordt gegenereerd
een monopolist maximaliseert de winst door de hoeveelheid te produceren waarbij
de marginale kosten gelijk zijn aan de prijs.
b.
marginale opbrengst is gelijk aan Prijs.
c. marginale inkomsten zijn gelijk aan marginale kosten.
d. marginale kosten zijn gelijk aan de vraag.
e. marginale kosten worden geminimaliseerd.
als een monopolist 7 eenheden kan verkopen wanneer de prijs € 3 is en 8 eenheden wanneer de prijs € 2 is, dan is de marginale opbrengst van de verkoop van de achtste eenheid gelijk aan
zie de tabel. De marginale opbrengst van de tweede eenheid is
zie Bijlage 4. De winstmaximaliserende monopolist kiest de prijs en hoeveelheid vertegenwoordigd door punt
de aanbodcurve
a van de monopolist is het opwaarts hellende gedeelte van de gemiddelde variabele kosten.
b. is de marginale-kostencurve boven de gemiddelde variabele kosten.
c. is de marginale-kostencurve boven de gemiddelde totale kosten.
d. is het opwaarts hellende gedeelte van de gemiddelde totale kostencurve.
e.bestaat niet.